Vitamine D

Vitamine D is een van de weinige vitamines die in het menselijk lichaam zelf aangemaakt kan worden (Stryer, 1988). Er zijn twee vormen van vitamine D, namelijk vitamine D2, ergocalciferol (zie figuur 1) en vitamine D3, cholecalciferol (zie figuur 2). Vitamine D2 komt in schimmels en paddenstoelen voor en vitamine D3 komt in de huid van mens en dier voor. Beide vormen worden onder invloed van UV-straling (zonlicht) geproduceerd. Vitamine D is belangrijk, omdat het in staat is om calcium uit voeding te halen. Calcium is nodig voor de groei en het behoud van stevige botten, tanden en een goede werking van de spieren en het immuunsysteem. Een lage vitamine D gehalte staat in verband met een verstoring van het immuunsysteem en allergische reacties. Vitamine D zorgt voor een wisselwerking tussen het aangeboren en het adaptieve immuunsysteem, doordat vitamine D de werking van immuuncellen regelt, denk aan monocyten, dendritische cellen, T- en B-cellen. Wat vitamine D doet is onder andere het verminderen van ontstekingen, de bevordering van immuuntolerantie en het versterken van de integriteit van het darmslijmvlies. Vitamine D komt vooral voor in vette vissoorten, zoals zalm en makreel, en bakproducten, zoals halvarine en roomboter. Een tekort aan vitamine D3 zorgt bij kinderen in de groei voor broze botten. In een vitaminepil komen beide vormen voor, maar vitamine D3 heeft een sterkere werking in het lichaam dan vitamine D2.

figuur 1. vitamine D2, ergocalciferol

figuur 2. vitamine D3, cholecalciferol