Opbouw van de cel
De menselijke cel bestaat uit eiwitten en lipiden (de Groot & Toonstra, 2020). Een cel bestaat van buiten naar binnen uit:
- Celmembraan
- Cellichaam
- Celkernmembraan
- Celkern
- Chromosomen
(zie figuur 1)
Celmembraan
Het celmembraan is de wand van de cel (de Groot & Toonstra, 2020). Deze is half doorlaatbaar (semipermeabel), dit wil zeggen dat de wand selectief stoffen door kan laten. Hierdoor kan de cel voedingsstoffen en zuurstof opnemen en afvalstoffen afgeven.
Cellichaam
Het cellichaam bestaat uit cytoplasma: 80% water en 20% voedingsstoffen (de Groot & Toonstra, 2020). Deze voedingsstoffen zijn eiwitten, vetten, suikers en zouten. Deze voedingsstoffen zijn nodig voor de celstofwisseling en de energievoorziening van het lichaam.
Celkernmembraan en celkern (nucleus)
De celkern bestaat uit kernplasma (de Groot & Toonstra, 2020). De samenstelling van kernplasma is gelijk aan de samenstelling van cytoplasma. De celkern regelt alle levensprocessen van de cel. Om de celkern heen zit een wand, dat is het celkernmembraan. Daarbinnen bevindt zich het kernplasma. Het cytoplasma en kernplasma samen heten het protoplasma. In de celkern bevindt zich de nucleolus die voornamelijk bestaat uit chromatine, dat opgebouwd is uit chromatinekorrels (eiwitkorrels).
Chromosomen
Als de celkern zich gaat delen, ontstaan uit de chromatinekorrels chromosomen (de Groot & Toonstra, 2020). Chromosomen bevatten de dragers van de erfelijke informatie (de genen). Genen bevatten het molecuul desoxyribonucleïnezuur. Beter bekend als DNA. Via de genen worden de erfelijke eigenschappen van de ouders aan het kind doorgegeven. Een menselijke celkern bevat 46 chromosomen. De kern speelt een zeer belangrijke rol bij de celdeling. Door celdeling worden nieuwe cellen gevormd en oude cellen vervangen.

figuur 1. opbouw van de menselijke cel.
Maak jouw eigen website met JouwWeb